De bevolking van Juda en Israël was zo talrijk als zandkorrels aan de zee. De mensen hadden volop te eten en te drinken en waren gelukkig.
Salomo had de heerschappij over alle koninkrijken tussen de Eufraat en het land van de Filistijnen, en tot aan de grens met Egypte. Zolang Salomo leefde, waren ze aan hem onderworpen en droegen ze hem schatting af.
Aan Salomo’s hof werd dagelijks de volgende hoeveelheid voedsel gebruikt:
dertig ezelslasten tarwebloem en zestig ezelslasten meel, tien gemeste runderen, nog twintig runderen, honderd schapen en geiten, en dan nog herten, gazellen, reebokken en gemeste hoenders.
Salomo heerste over het hele gebied ten westen van de Eufraat, van Tifsach tot aan Gaza, over alle koninkrijken ten westen van de rivier, en hij leefde in vrede met alle omringende landen. Zolang Salomo leefde, konden de inwoners van Juda en Israël, van Dan tot Berseba, onbezorgd onder hun wijnrank en hun vijgenboom zitten.
Voor zijn wagens beschikte Salomo over veertigduizend paarden in zijn stallen en twaalfduizend wagenmenners. De stadhouders moesten niet alleen om beurten een maand in het levensonderhoud van koning Salomo en zijn hofhouding voorzien, waarbij ze het hun aan niets mochten laten ontbreken; ieder van hen was bovendien verplicht gerst en stro voor de paarden en lastdieren bijeen te brengen in die plaats waarvoor hij verantwoordelijk was.
God schonk Salomo zeer veel wijsheid en onderscheidingsvermogen en een veelomvattende kennis van zaken, zo overvloedig als zandkorrels op het strand langs de zee. In wijsheid overtrof Salomo alle oosterlingen en alle Egyptenaren. Hij was wijzer dan alle andere mensen, wijzer dan de Ezrachiet Etan en wijzer dan Machols zonen Heman, Kalkol en Darda; zijn roem drong door tot alle omringende volken. Hij dichtte drieduizend spreuken en duizendenvijf liederen, over allerlei soorten planten, van de ceder op de Libanon tot de majoraan die uit de muur groeit, en over de lopende dieren, de vogels, de kruipende dieren en de vissen. Uit alle omringende landen kwamen mensen om naar Salomo’s wijsheid te luisteren, afgezanten van de koningen die over zijn wijsheid hadden gehoord.